In de regione Campania, twee auto-uren ten zuiden van Napoli, net boven de kust van Calabria, ligt het Parco Nazionale del Cilento e Vallo di Diano, kortweg il Cilento genaamd. De naam Cilento komt voort uit het woord circa, rond, en de rivier Alento. Dit nationaal park is een van de jongste van Italië, het heeft zijn status pas verkregen in 1998. De Unesco heeft het gebied tevens aangemerkt als cultureel werelderfgoed. De status is verleend vanwege de combinatie van een ongerepte natuur en een unieke regionale cultuur die bewaard gebleven is. Dit laatste is terug te vinden in de typische gebruiken, de regionale keuken en de authentieke sfeer in de kleine dorpjes.
Geschiedenis
Het gebied vormde de grens tussen de Griekse kolonies van de Magna Graecia en de oorspronkelijke inwoners, de Etrusken en de Lucaniërs. Uit deze tijd stammen dan ook de archeologische opgravingen in Velia. Drie bergruggen die van oost naar west, vanuit het binnenland de zee in lopen, doorsnijden het gebied. Dat is tevens de route die de meeste oudere wegen volgen. Je vindt hier dan ook vele restanten die herinneren aan de tijd dat de Cilento een belangrijk knooppunt vormde op de handelsroutes tijdens de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Die handelsroutes liepen dicht langs de kust want de bergen waren te ontoegankelijk en de zee was hier te ruw voor de boten. De Romeinen maakten dit euvel dan ook ten gelde door hier tolpoorten te plaatsen.
Verspreid over het kustgebied tref je hier nog de restanten van aan. Vanaf de kust zie je vele kleine dorpjes liggen als kleine arendsnesten tegen de berghellingen geplakt. Van oudsher waren het veilige havens voor de vele binnenvallende volkeren die hier in de loop der eeuwen de inwoners teisterden.
Inwoners
De trotse inwoners van de Cilento noemen het park ook wel de groene long van Italië. Het is hier ook prachtig groen, vooral in het voorjaar. Het gebied is niet meegegaan in de vaart der volkeren aangezien velen na de tweede wereldoorlog vertrokken naar landen als Argentinië en Uruguay. Ook nu trekken veel jongeren weg naar het rijke noorden per studiare al nord en om er hun geld te verdienen. Voor de economie niet zo best, maar voor de natuur des te beter. De ongereptheid zorgt ervoor dat je een enorme verscheidenheid aan flora en fauna aantreft. Natuurlijk wil men dit aan de rest van de wereld laten zien en bovendien kan het ook een bron van inkomsten zijn. Het toerisme is dan ook in opkomst en wordt voorzichtig gepromoot met een duidelijk respect voor de ongereptheid van het gebied, hetgeen natuurlijk de grootste kracht van het gebied is.
Een bijkomend verschijnsel is dat jongeren, na gestudeerd te hebben in het noorden, maar ook ouderen weer voorzichtig terug gaan naar het gebied waar ze vandaan komen. Met een enorme trots laten zij hun Cilento zien en helpen het verder te ontwikkelen met als doel een eind te maken aan de eeuwenlange armoede.
De natuur
© foto Massimo de Santis
In het park komen vele zeldzame planten voor waaronder 75 verschillende soorten orchideeën waarvan een aantal uniek zijn voor dit gebied. Vanuit de kleine barstjes in de kliffen ontspringt de Primula Palinuri. Een uniek plantje met kleine gele bloemetjes dat al bloeit vanaf februari. Het komt alleen in de Cilento voor en is daarom gekozen als symbool van het park. Je moet even goed zoeken want zoals de Edelweiss in Zwitserland groeit dit plantje meestal ook op onbereikbare plekken.
Aan de kust wordt het landschap bedekt door Aleppo dennen en Libanon Ceders (meegebracht door de Moren), struiken rozemarijn, lavendel, wilde tijm, jeneverbes, cipressen en gele brem. Deze laatste zorgt in het voorjaar voor een heerlijk licht zoete geur. Dit in tegenstelling tot in Nederland waar de geur wat harder en kruidiger is. Wat een beetje zon al niet kan doen. De vissers van de Cilento herkennen de komst van de lente als de licht zoete bremgeur hen op zee tegemoet komt. Op een aantal heuvels zijn de brem, rozemarijn, tijm en lavendel aangeplant rond het jaar 1100 als basis voor medicijnen door de medische universiteit van Salerno die overigens nog steeds bestaat.
De lijst van natuurlijke bezienswaardigheden lijkt oneindig: grotten langs de kust, lange zandstranden, canyons met water en stroomversnellingen, hoge bergen (Monte Cervati, 1899m) en valleien, uitgestrekte bossen met hazelnootbomen en de typische hoge, rechte olijfbomen, de olivi piscottani, die zijn meegebracht door de Saracenen (900 n.Chr.). In de lente een overvloed aan bloeiende planten en in de herfst een overvloed aan paddenstoelen.
Wandelen en fietsen
© foto Massimo de Santis
De Cilento kent vele mooie wandelpaden, maar ga niet zoeken naar de keurige rode markeringen want die zijn er niet; je bent immers in de Mezzogiorno! Het zijn oude muildierpaden gebruikt door de bewoners om hun spullen te vervoeren. Ze zijn dus veelal niet gemarkeerd maar als je een goede kaart te pakken kunt krijgen leiden deze paden je naar schitterende verborgen plekken en kleine middeleeuwse dorpjes. Er wordt hard gewerkt aan het markeren van de paden zodat het gebied toegankelijker wordt voor grotere groepen wandelaars.
Voor fietsers zijn hier ook veel mogelijkheden. Het vereist wel een goede conditie want er moet vaak een behoorlijk hoogteverschil worden overbrugd. In het voorjaar komen vele professionele fietsers, profiterend van het zachte weer, hun conditie hier opvijzelen. De muilezelpaden bieden supermogelijkheden voor mountainbikers. Maar ook als je liever gebruik maakt van geasfalteerde weggetjes kun je in de Cilento je hart ophalen, want verkeer tref je hier nagenoeg niet aan.
De kust
© foto Massimo de Santis
Voor strandliefhebbers zijn hier vele mogelijkheden. Langs de gehele kust vind je mooie lange zandstranden waarbij voor de toegang vaak, naar goed Italiaans gebruik, betaald moet worden. Je hebt dan wel voorzieningen bij de hand zoals ligbedden, parasols en een restaurantje voor je natje en je droogje. De badplaatsen Sapri en Palinuro herbergen in de zomer vooral Napolitaanse families.
Voorbij de zandstranden van Palinuro rijzen de steile klippen van de Capo Palinuro uit het water omhoog. Het maakt van het dorpje een natuurlijke haven. Hier liggen vele kleine voornamelijk blauwwitte bootjes te wachten op de toeristen die de kust vanaf het water willen zien. Het moet gezegd worden: het uitzicht vanaf het water is spectaculair. De bekwame stuurlui leiden de bootjes behendig om de verraderlijke stroming bij de klippen. Je hebt een prachtig zicht op de Capo Palinuro met zijn talloze grotten. Meeuwen, kraaien en aalscholvers kijken vanuit hun hoge uitkijkposten terug. De deining vergt wel een stevig ontbijt...
De grotten hebben namen als Grotta Rossa, rood van ijzererts, Grotta Sulfero, zwavel, Grotta delle Ossa, fossiele beenderen gevonden, Grotta dei Monaci, stalactieten en stalagmieten die lijken op biddende monniken. De meest aansprekende grot en degene waar de bewoners het meest trots op zijn is de Grotta Azzurra di Palinuro. De grot dankt zijn naam aan het blauwe schijnsel van het water als de zon op een bepaalde manier in de grot schijnt. Het blauwe water reflecteert tegen de wanden van de grotta en je waant je in een kompleet azuurblauwe wereld.
Net onder het wateroppervlak tegen de rotsen zitten de zeetomaten. Door de sterke deining zijn ze ook steeds net boven de waterspiegel te zien. Hun feloranje kleur contrasteert geweldig met de azuurblauwe kleur van het water. Trots vertellen de Palinuri dat deze grot mooier is dan de grote broer bij Capri. Beauty is in the eye of the beholder, 't is maar net hoe je het bekijkt, maar het is hier in ieder geval veel minder druk!
Naast een tripje langs de kust kun je vanaf deze bootjes ook snorkelen of zelfs duiktochten maken naar archeologische vondsten. Boven op de Capo di Palinuro staat een grote spierwitte vuurtoren, waarschijnlijk een van de meest gefotografeerde objecten vanaf de zee. Onder een bepaalde hoek kun je hem zelfs fotograferen door de Arco Naturale en dan is je vakantieplaatje kompleet. De namen van de strandjes in de inhammen langs de kust brengen je alleen al door hun naam in een andere sfeer: Cala Fortuna, Cala Monte di Luna, le Sirene en wie wil er niet een nachtje slapen op het Cala del Buondormire?
Dorpjes en stadjes
© foto Massimo de Santis
Marina di Camerotta is van oudsher een vissersdorpje en vanwege zijn mooie zandstranden wordt het ook wel de parel van de Cilento genoemd. De restanten van Saraceense torens, destijds gebouwd tegen de invallen van piraten, houden de wacht. De kleine vissersvloot brengt vooral tonijn, zwaardvis en sardientjes binnen. De kustbewoners trokken zich terug in kleine dorpjes in het binnenland ter bescherming tegen invallen vanuit zee. Het zijn vaak eeuwenoude dorpjes en hun compacte bouwstijl heeft ze gedurende eeuwen beschermd tegen invallen en aardbevingen. San Mauro La Bruca, San Nazario en Futani zijn typische voorbeelden van zulke dorpjes.
Je moet er niet naartoe gaan op zoek naar architectonische schoonheid maar wel voor hun unieke en authentieke sfeer. De inwoners vertellen vol trots over de affreschi, fresco's, in de crypte van het kleine kerkje; er wordt gefluisterd dat ze mogelijk wel van de hand van een leerling van Leonardo da Vinci zijn... Op kleine pleintjes zitten vooral de ouderen te kaarten. Van hun tanige gezichten 'lees' je verschillende voorouders. Een donkere of lichte huid, bruine of blauwe ogen, zwart of lichtbruin haar en alle denkbare combinaties hiervan verraden dat er veel vreemdelingen zijn binnengedrongen.
Velia
© foto Massimo de Santis
Aan de kust in het Parco del Cilento ligt Velia, door de Grieken in 530 v. Chr. gesticht als Elea. Anders dan Paestum, dat vooral een religieus centrum vormde, was Velia vooral een industrieel, politiek en economisch middelpunt. Velia stond in de wijde omtrek bekend om haar zoutmijnen, ervaren zeelui en vissersvloot. Haar internationale faam dankt ze echter vooral aan één van de belangrijkste centra van de oude Griekse filosofie: de school van Elea (Parmenides en Zeno).
Het huidige Velia wordt gedomineerd door een middeleeuwse toren die gedeeltelijk op de oude acropolis is gebouwd. Hij werd gebouwd door de Fransen eind 12e eeuw rondom een eerder exemplaar dat reeds door de Noormannen werd neergezet. Op hun beurt bouwden dezen de toren op de grondvesten van een Hellenistische tempel. Aan de voet van de heuvel met de middeleeuwse toren liggen de restanten van het oude amfitheater.
De professionele opgravingen in Velia zijn pas rond 1960 van start gegaan en duren nog steeds voort. In het midden van de jaren 60 werd helemaal onder het zand de Porta Rosa uitgegraven. De ronde Griekse boog vormde de één van de toegangspoorten tot de stad en is de enige in zijn soort in Zuid-Italië. Momenteel wordt alle energie gestoken in het bloot leggen van een recent ontdekte necropolis. Ook wordt met groot elan gezocht naar de lokale vloot van de voormalige havenplaats, maar inmiddels heeft men al een groot gebied blootgelegd dat veel vertelt en laat zien over de geschiedenis van Zuid-Italië.
Voor meer informatie: Velia
Het Parco Nazionale di Cilento vormt een unieke plek voor mensen die het andere Italië willen ontdekken. Ver weg van de mondaine Noord Italiaanse kunst-en-cultuursteden ligt dit nog ongerepte gebied. In maart is het weer nog niet stabiel of zoals de Italianen zeggen: marzo è pazzo!! Maar in april wordt de temperatuur aangenaam en nodigt het gebied zeker uit om ontdekt te worden. Aantrekkelijk voor rustzoekers en natuurgenieters (al dan niet actief). Te midden van authentieke kleine dorpjes, schitterende kust en de unieke Zuid-Italiaanse geschiedenis kun je genieten van typische streekgerechten en wijn samen met trotse, hartelijke mensen.
Voor meer informatie:
- Parco Nazionale di Cilento
Informatie over het park in het Italiaans.